Valentijnsdag is een dag waarop geliefden elkaar extra aandacht geven met bijvoorbeeld cadeautjes, bloemen of kaarten. Valentijnsdag wordt gevierd op 14 februari.
Er zijn verschillende verhalen over de historische achtergrond van Valentijnsdag.
Er werd verondersteld dat het Valentijnsfeest een vervanging was van het Romeins vruchtbaarheidsfeest Lupercalia. Lupercalia werd gevierd op 15 februari ter ere van Juno (Romeinse beschermgodin van de vrouw en het huwelijk) en Pan (God van de natuur).
Lupercalia was voor de Romeinen een belangrijk feest. De namen van ongehuwde jonge vrouwen worden in een grote kom gegooid. Om de beurt mochten ongehuwde mannen een naam trekken. De twee jonge mensen die aan elkaar gekoppeld waren, werden elkaars partner. Dit heidense feest werd verboden toen in Europa het Christendom opkwam. De paus veranderde het Lupercalia feest op 15 februari in St.-Valentijnsdag op 14 februari.
Een ander historisch verhaal gaat over Sint Valentinus, hij was bisschop van Terni in Italië en stond bekend om zijn betrokkenheid bij de armen, ouderen en kwetsbaren in de maatschappij. Hij zocht hen geregeld op en nam altijd een bloemetje mee. Naar verluidt was de bisschop een toegewijd verzorger van de bloementuin in het klooster waar hij resideerde. Van heinde en verre stroomden bewonderaars toe om zijn tuin te bezichtigen. Aan jonge paartjes schonk de bisschop een fraaie bloem als symbool van trouw en genegenheid.
Rond 270 na Christus stierf Sint Valentinus de marteldood in Rome. Over het jaartal bestaat enige twijfel, maar over de sterfdag is iedereen het eens: 14 februari, de latere Valentijnsdag. Zijn graf werd druk bezocht, vooral door verloofden die zijn zegen over hun toekomstig huwelijk wilden afsmeken. St.-Valentinus wordt vaak afgebeeld met het zwaard waarmee hij onthoofd is.
De gewoonte om „Valentijnen”, mooie bewerkte kaartjes, te versturen begon pas in de zeventiende eeuw. Ze werden zelf gemaakt door degene, die ze verzond. Ook de versjes waren eigen maaksels.